Stap 1: Stel het probleem vast

Netwerkproblemen kunnen eenvoudig of complex zijn en kunnen het gevolg zijn van een combinatie van hardware-, software- en verbindingsproblemen. Als technicus moet je een logische en consistente methode ontwikkelen voor het diagnosticeren van netwerkproblemen door één probleem tegelijk op te lossen.

Om bijvoorbeeld het probleem te beoordelen, bepaal je hoeveel apparaten het probleem ondervinden. Als er een probleem is met één apparaat, begin dan met dat apparaat. Als er een probleem is met alle apparaten, start je het troubleshooten in de netwerkruimte waar alle apparaten zijn aangesloten.

De eerste stap in het troubleshooting-proces is het vaststellen van het probleem. Gebruik de lijst met open en gesloten vragen in de tabel als uitgangspunt om informatie van de klant te verzamelen.

Open vragen zijn:

  • Welke problemen ervaar je met het apparaat?
  • Welke software is onlangs op het apparaat geïnstalleerd?
  • Wat was je aan het doen toen het probleem zich voordeed?
  • Welke foutmelding heb je gekregen?

Gesloten vragen zijn:

  • Heeft iemand anders onlangs je apparaat gebruikt?
  • Zie je gedeelde bestanden of printers?
  • Heb je onlangs je wachtwoord gewijzigd?
  • Kun je internetten?
  • Ben je momenteel ingelogd op het netwerk?
  • Heeft iemand anders dit probleem?
  • Zijn er in de omgeving of infrastructuur van het netwerk veranderingen geweest?